Grenzen aan nieuwsgierigheid?

in Tekst 4 minuten

Ieder jaar organiseert de Veerstichting een symposium waarin studenten en vormgevers van de maatschappij met elkaar in dialoog/discussie gaan over een actueel maatschappelijk thema. Dit jaar – op het 40ste symposium – is dat grenzen aan maakbaarheid. Ter aanmelding schreef ik onderstaand essay, dat door een jury van hoogleraren als één van de 250 beste inzendingen werd beoordeeld.

Waar we nog niet zo heel lang geleden hard moesten werken om onszelf te behoeden voor een al te vroege dood, hebben we het overleven tegenwoordig wel onder de knie. Van riolering en medicijnen is onze ontwikkeldrift meer en meer verschoven naar zaken die ons bestaan gemakkelijker, comfortabeler en plezieriger maken. Internet plaatst de hele wereld binnen handbereik, steeds slimmere huizen stoken de verwarming op voordat we zelf realiseren dat we het koud hebben en hordes mensen lopen rond met meer computerkracht om hun pols dan waarmee we 50 jaar geleden mensen op de maan zetten.

Als archeologen hier over tienduizend jaren sporen van terugvinden, kunnen ze niet anders dan concluderen dat we het goed hadden.

Maar de realiteit – en zeker de toekomst – is anders. SCP-directeur Kim Putters stelt in zijn laatste boek dat het onderscheid tussen de have’s en de have not’s plaats maakt voor het verschil tussen de can’s en de cannot’s. In een wereld die steeds sneller steeds complexer wordt is de vraag of iedereen het “nog wel bij kan houden” relevanter dan ooit. Disruptie, de heilige graal van innovators die precies is wat het belooft – disruptief, ontwrichtend en zelfs verwoestend – heeft misschien ook een keerzijde.

De vraag voor ons: waar houdt dat op? Waar ligt de grens van maakbaarheid? Is die er überhaupt? Volgens mij zijn die vragen irrelevant. Talloze gevallen – met als voorlopig meest spraakmakende de genetisch gemanipuleerde Chinese tweeling Lulu en Nana – laten zien dat elke technische onmogelijkheid vroeg of laat in een mogelijkheid verandert en dat ook morele grenzen niet in steen zijn gebeiteld. Hoewel er ook voorbeelden zijn waar we een grens over gingen en ons later realiseerden dat dat fout was (het Stanford Prison Experiment), ben ik ervan overtuigd dat geen enkel ethisch of moreel bezwaar uiteindelijk bestand is tegen onze nieuwsgierigheid. En ons vermogen om recht te lullen wat krom is.

Daarmee komen we naar mijn idee al een stuk dichter bij de kern: grenzen aan nieuwsgierigheid. Volgens mij zijn ze er niet. Enerzijds een hoopvolle gedachte, want hoe hadden we anders het vliegtuig uitgevonden? Anderzijds beangstigend, zoals blijkt uit het steeds gruwelijker – “effectiever”, in krijgsmacht-jargon – wapentuig waarmee we vijanden bestrijden. Inderdaad: If you can dream it, you can do it.

Waar het dus écht om gaat: richten we onze fantasie, denkkracht en verbeelding op het bedenken van goede of juist kwade dingen? Financiële middelen en bestaanszekerheid, macht en invloed, jaloezie en ongelijkheid, en retorica en angst zijn daarin lastig grijpbare, maar desalniettemin sterk complicerende factoren die de kracht hebben om ons op het verkeerde pad te sturen.

“Dát is een pessimistisch verhaal”, zegt u? “Ja, maar tegelijkertijd een schitterend lichtpunt in de duisternis”, zeg ik. Verscholen in dit toekomstbeeld zit namelijk ook een belofte van fantastische vooruitgang. Het uitbannen van dodelijke ziektes en het ontwikkelen van nieuwe hulpmiddelen die mensen in staat stellen langer (zelfstandig) te leven. Het creëren van meer begrip en waardering voor elkaar en voor onze omgeving, zodat we daar harmonieuzer mee kunnen omgaan. Het ontwikkelen van nieuwe communicatievormen, waarmee we misinterpretatie en onbegrip verder terugdringen. Allemaal bereikbaar.

Maar alleen als we dat met z’n allen doen. Nu al staan de kranten vol van verhalen over stakende juffen en meesters, protesterende gele hesjes en het voortdurende gevecht tussen de klimaat- en anti-klimaat-drammers. En dat gaat dan nog over betrekkelijk voorstel- en voorspelbare zaken. Een energierekening die omhooggaat en een loon dat niet mee wil stijgen. Kun je nagaan wat er gebeurt als de can’s met iets komen wat hun toch al riante leven nóg verder vooruithelpt, maar wat voor de cannot’s aanvoelt als een nieuw looprad in de kooi die “het systeem” heet. Volgens mij wint dan niemand en verliest iedereen.

Een positievere toekomst ligt in het verschiet als we doen wat een samenleving ons voorhoudt: sámen leven. Wanneer we als mens en milieu gelijkwaardig in plaats van ondergeschikt zijn. Wanneer anderen alleen invloed op ons kunnen uitoefenen als we dat zelf toestaan. Wanneer vertrouwen en hoop het winnen van argwaan en angst. En misschien wel het allerbelangrijkste: waarin we dingen die krom zijn, gewoon krom laten. Om daarna weer op zoek te gaan naar iets dat recht is. En rechtvaardig.

De foto bovenaan maakte ik 10 september 2018, toen ik op studiereis door de Verenigde Staten en Canada trok, net na de lancering van een SpaceX Falcon 9 raket vanaf Kennedy Space Center. Letterlijk en figuurlijk grensverleggende technologie, die voortkwam uit nieuwsgierigheid. Wat mij betreft was (en ís) dat nieuwsgierigheid in de goede richting. En daarmee wellicht ook een inspiratiebron en een licht in de duisternis.

Type Privé
Looptijd 03/2019